Schade geleden door vertraagde schade

Schade vergoeden na vertraagde schade- afwikkeling?

Vertraagde schadeafwikkeling kan tot extra schade van een slachtoffer van een letselschade leiden die voor vergoeding in aanmerking komt. In een eerder blog liet ik al zien hoe het gerechtshof Arnhem daar in 2018 over dacht.

Recentelijk heeft de Rechtbank Noord-Nederland zich uitgelaten over de vraag of dit soort schade moet worden vergoed. De uitspraak is op 16 juni 2022 gepubliceerd.

Wat was er aan de hand?

Op 17 april 2015 is een werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden door een patiënt mishandeld. Als gevolg van de mishandeling heeft zij letsel opgelopen.

De werkneemster heeft de werkgever een half jaar later aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de mishandeling. De belangenbehartiger drong niet veel later bij de werkgever aan op een spoedige reactie van de verzekeraar omdat het niet goed ging met zijn cliënte.

De verzekeraar nam de zaak in december 2015 in behandeling. Een expert wordt ingeschakeld om de toedracht van het ongeval te onderzoeken.

In februari 2016 vond een huisbezoek plaats, en werd een eerste voorschot overgemaakt. De aansprakelijkheid werd in april 2016 erkend. Tot zover lijkt de de behandeling van de zaak redelijk te verlopen. De belangenbehartiger liet niet lang daarna weten dat er naast lichamelijke klachten sprake was van een heftige psychische problematiek. Nadien stagneert de schadebehandeling.

Op 31 augustus 2017 heeft de vrouw een 17 pagina tellende directieklacht ingediend bij de verzekeraar omdat deze niet actief meewerkt aan haar herstel. Zij stelt dat de houding van de verzekeraar veel stress bij haar veroorzaakt.

De verzekeraar reageert: het is de intentie om de letselschade van de vrouw goed af te wikkelen. Een gesprek vond niet lang daarna plaats waarbij aanwezig waren letselschade-expert, de vrouw, haar stiefvader, haar advocaat, een medewerker van de verzekeraar en de arbeidsdeskundige. Tijdens dat gesprek wordt nadere bevoorschotting afgesproken. Ook wordt afgesproken dat onafhankelijke expertises zullen worden opgestart.

Medio 2018, bijna een jaar later, dringt de nieuwe advocaat van de vrouw aan op het opstarten van de eerder besproken psychiatrische expertise en verzoekt om een nader voorschot. In een daaropvolgend overleg met de advocaat blijkt plots dat de verzekeraar twijfelt aan de causaliteit tussen de klachten en de mishandeling.

Op 25 september 2018 volgt opnieuw een directieklacht aan het adres van de verzekeraar. Geklaagd wordt over:

  1. de trage handelwijze van de verzekeraar, waarbij niet gereageerd wordt op brieven, telefoontjes en e-mails. Aan terugbelverzoeken wordt geen gehoor gegeven;
  2. Het niet nakomen van gemaakte afspraken ter zake van de afgesproken expertises door de nieuwe behandelaar van dit dossier. De betrouwbaarheid van de verzekeraar is in het geding wanneer bij iedere nieuwe behandelaar eerder gemaakte afspraken worden genegeerd;
  3. Het ondanks herhaald verzoek niet betaalbaar stellen van een aanvullend voorschot terwijl evident is dat de vrouw na de afspraak in oktober niet zomaar financieel aan haar lot kan worden overgelaten.

De betrokkene heeft de verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de wijze van dossierbehandeling, waardoor er sprake is van een toename van de klachten. Wegens secundaire victimisatie heeft zij aanspraak gemaakt op € 50.000,00 aan (extra) smartengeld. De verzekeraar heeft in augustus 2020 nog mediation voorgesteld. De vrouw wilde haar medewerking verlenen onder een aantal voorwaarden, waaronder een aanvullend voorschot van € 50.000,00. De verzekeraar is hier niet mee akkoord gegaan.

Deelgeschil

De vrouw betrok de verzekeraar in een deelgeschilprocedure en verzocht de rechter om te bepalen dat sprake is van secundaire victimisatie in verband met onrechtmatige schadeafwikkeling door Nationale Nederlanden, en in verband daarmee aanspraak heeft op schadevergoeding. Zij vraagt op dat punt een voorschot van € 10.000,00.

Oordeel rechtbank

De hamvragen:

Is er sprake van een onrechtmatige schadeafwikkeling, en heeft de vrouw daardoor schade opgelopen? De rechtbank meent van wel. De rechter oordeelt:

  • Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie blijkt een weinig voortvarende aanpak van de letselschadezaak. Diverse belangenbehartigers hebben aangegeven dat het niet goed ging met de vrouw. Echter dat heeft niet tot gevolg gehad dat de verzekeraar sneller en adequaat is gaan reageren op brieven en verzoeken aan de zijde van de vrouw. Dat terwijl de medisch adviseur van de verzekeraar in april 2016 al onderkende dat een lopende letselschadezaak niet positief zou werken op het herstel van de vrouw. De verzekeraar heeft in september 2018 ook al erkend dat er niet adequaat en voortvarend is gereageerd.
  • De wisseling van dossierbehandelaars bij de verzekeraar heeft de zaak geen goed gedaan. Dat dit veroorzaakt werd door een tekort aan personeel komt voor rekening en risico van de verzekeraar. Van deze gang van zaken kan de verzekeraar een verwijt worden gemaakt.
  • De rechtbank verwijt de verzekeraar dat deze geen enkele financiële bijdrage geleverd heeft aan de hbo-opleiding waarmee de vrouw in overleg met de arbeidsdeskundige is gestart. Ook hierin heeft de verzekeraar dus niet gehandeld zoals van deze verwacht mocht worden.
  • Dat de verzekeraar in 2018 de noodzaak van de uit te voeren psychiatrische expertise ter discussie heeft gesteld heeft geleid tot een directieklacht. De door de houding van de verzekeraar ontstane vertraging terwijl partijen een jaar eerder al concrete afspraken hadden gemaakt, kan de verzekeraar worden verweten.

Dat de wijze van schadeafwikkeling grote impact op de betrokkene heeft, is naar het oordeel van de rechtbank ter zitting voldoende gebleken. De rechtbank verwijst naar de verklaring van de psycholoog, die onder meer heeft verklaard: “Van meet af aan is het onmiskenbaar duidelijk dat cliënte ten gevolge van de mishandeling lijdt onder een Posttraumatische Stressstoornis.” De wijze waarop de communicatie met de verzekeraar verliep heeft het herstel voor de vrouw bemoeilijkt. De rechtbank overweegt dat de toestand van de betrokkene ter zitting genoegzaam is gebleken.

De rechter overweegt nog wel dat in het nadeel van de betrokkene zou mee kunnen wegen dat zij diverse malen is gewisseld van belangenbehartiger, maar dat dit tot vertraging heeft geleid is niet gebleken. Dat het verstrekken van medische gegevens aan de verzekeraar pas na verloop van tijd is geschied, kan aan de vrouw mogelijk worden tegengeworpen, maar daar staat tegenover dat niet is gebleken dat van de zijde van de verzekeraar meermalen tevergeefs is aangedrongen op het verstrekken van deze gegevens. In ieder geval weegt dit niet op tegen het verwijtbare handelen van de verzekeraar.

De conclusie van de rechtbank is dat er sprake is van secundaire victimisatie in verband met onrechtmatige schadeafwikkeling door de verzekeraar, die uit dien hoofde naar redelijkheid en billijkheid een voorschot van € 5.000,00 moet overmaken aan de vrouw.

Samengevat

Een verzekeraar heeft bij de schadeafhandeling van een letselschadeslachtoffer een zorgplicht voor een adequate en voortvarende schadebehandeling. Tekortschieten op dat punt kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn, wat kan leiden tot secundaire victimisatie van de betrokkene en de verplichting van de verzekeraar om uit dien hoofde een extra schadevergoeding uit te keren aan het slachtoffer.