vertrouwelijkheid in mediation

Vertrouwelijkheid in mediation

Mediation: vertrouwelijk is en blijft vertrouwelijk 

Mediation wordt met enige regelmaat in arbeidsgeschillen ingezet als vorm van alternatieve geschilbeslechting. In het ruime merendeel van de gevallen met succes.

Bij de start van de mediation wordt door alle betrokkenen en de mediator een mediationovereenkomst getekend. Daarin is onder meer de vertrouwelijkheid opgenomen van al hetgeen in de mediation nieuw op tafel komt. 

Vertrouwelijkheid is een belangrijke voorwaarde voor mediation. Het geheimhoudingsbeding is dan ook een kernbepaling in de mediationovereenkomst. Daarmee wordt de veiligheid van de deelnemers aan de mediationtafel om vrijuit te kunnen spreken gewaarborgd, om de kans op succes zo groot mogelijk te maken. Partijen nemen met het ondertekenen van de mediationovereenkomst de verplichting op zich om wat er tijdens de mediation is besproken en aan stukken is uitgewisseld niet met derden te delen. Dat wil zeggen: ook niet met de rechter. Wat in de mediation wordt besproken en gedeeld kan dus later niet in een procedure worden gebruikt. Wil een van de partijen dat toch? Daarover handelde de zaak die recentelijk moest worden beoordeeld door de Rechtbank Amsterdam.

Wat was er aan de hand?

In deze kwestie was na een arbeidsconflict en ziekmelding een mediationtraject ingezet. De gebruikelijke mediationovereenkomst werd door beide partijen ondertekend, waarbij geheimhouding werd afgesproken.

De mediation leidde niet tot het maken van afspraken. De werkneemster meende dat gedurende het mediationtraject dingen zijn gezegd of stukken zijn gedeeld die zo belangrijk waren dat ze deze in een ontbindingsprocedure wilde kunnen gebruiken. Volgens haar was van cruciaal belang dat de ontbindingsrechter juist en volledig wordt voorgelicht over het handelen van haar werkgever, ook rond het mediationtraject. 

De afgesproken geheimhouding stond daaraan echter in de weg.

Ontheffing van de geheimhoudingsplicht?

De werknemer vorderde daarom in deze zaak in een kort geding – onder andere – om haar te ontheffen van de geheimhoudingsplicht. Ze dagvaardt niet alleen haar werkgever maar ook de mediator. Beiden voeren verweer, en met succes.

De rechter oordeelt: geheimhouding is essentieel

“De geheimhoudingsverplichting is essentieel voor het slagen van een mediationtraject, omdat deelnemers aan mediation zich vrij tegenover elkaar moeten kunnen bewegen, zonder dat zij het risico lopen dat hun uitlatingen of geschriften hen in een later stadium in een gerechtelijke procedure voor de voeten worden geworpen. Het geheimhoudingsbeding is dan ook een kernbepaling uit de mediationovereenkomst. Er moet dan ook heel wat aan de hand zijn, wil een deelnemer aan mediation kunnen worden ontheven van die verplichting. Een urgente noodsituatie moet dat rechtvaardigen. Daarbij moet worden gedacht aan de situatie dat de mediation wordt gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten, of als die schade zou toebrengen aan bepaalde kwetsbare personen, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling. De mogelijkheid van baanverlies haalt die hoge drempel niet. Alle vorderingen zullen dan ook worden afgewezen”.

De rechter acht – terecht – de vertrouwelijkheid van essentieel belang. Dat is een bestendige lijn in de rechtspraak.

En het horen van partijen en/of de mediator? Kan dat wel?

Hof Amsterdam bepaalde eerder in 2020 dat de geheimhoudingsbepaling in mediationovereenkomst een bewijsovereenkomst is als bedoeld in art. 153 Rv. Partijen doen daarmee afstand van het recht om, in rechte of anderszins, hetgeen tijdens de mediation is gebleken als bewijs jegens elkaar aan te voeren. Ook doen zij afstand van de mogelijkheid om elkaar, de mediator of andere bij de mediation betrokkenen als getuige te horen over informatie die is verstrekt tijdens of in verband met de mediation. Een beroep op die geheimhoudingsbepaling door deze personen is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.

Schending van de geheimhouding? Hoe kijkt de rechter daar tegenaan?  

Soms wordt de rechter met een schending van de geheimhouding geconfronteerd. Een voorbeeld daarvan deed zich voor in een zaak waarover de Rechtbank Noord-Holland oordeelde in 2020. Het betrof een geval van een ontslag op staande voet. De werkgever had verklaringen van de werknemer die deze had gedaan in een mediationgesprek aan dat ontslag ten grondslag gelegd. Partijen hadden daarover in de mediationovereenkomst geheimhouding afgesproken, en waren daarmee overeengekomen dat zij verklaringen afgelegd in een mediationgesprek niet tegen elkaar als bewijs zouden gebruiken. De rechter oordeelt dat de werkgever onder die omstandigheden die verklaringen niet als dringende reden mocht gebruiken voor een ontslag op staande voet.